Grote Karekiet

Broedt in hoog en sterk waterriet. Komt momenteel praktisch niet meer voor in Fryslân.

Argusvlinder

Leeft graag in gevarieerd bloemrijk, vochtig grasland

Huiszwaluw

Broedt graag in dorpen, zoekt voedsel in waterrijke omgeving

Zwarte Ibis

Zou kunnen leven in overstromingsgebieden in het Lage Midden

Otter

De otter behoort tot de familie van de marters. De soort is meestal ’s nachts actief en kan uitstekend zwemmen en duiken. Overdag verblijft de otter op een rustplek die zich bevindt in dichtbegroeide oevers, stuikjes en bosjes. De dieren maken hierbij gebruik van boomstronken, oude holen van bijvoorbeeld muskusratten of konijnen, constructies van takken en modder gemaakt door bevers, nissen onder bruggen of betonpijpen. De rustplaatsen zijn 50-100 cm in doorsnee en worden niet bekleed. De otter eet voornamelijk vissen kleiner dan 25 cm, zoals aal (paling), baars, snoek, karper en zalm. Ook amfibieën, watervogels, woelratten, ratten, rivierkreeften, krabben, wormen en grotere insecten staan op het menu.

In Nederland is de otter in de jaren ‘80 uitgestorven, maar sinds 2002 is begonnen met het terugbrengen van de soort. In 2019/2020 werd de Nederlandse populatie geschat op 450 dieren waarvan 100 in Fryslân. De grootste bedreigingen voor de otter zijn de versnippering van het leefgebied in combinatie met het dichte wegennet in Nederland, ook in Fryslân vallen jaarlijks tientallen verkeersslachtoffers. Op wegen waar relatief veel verkeersslachtoffers vallen is het van groot belang om maatregelen te treffen, bijvoorbeeld in de vorm van faunabuizen onder wegen door en door rasters te plaatsen.

Dotterbloem

Groeit graag in natte (boezem-)landen en langs (meer-)oevers, met name in het veengebied. In het zandgebied komt de bloem op de nattere, lagere delen van die gebieden voor.

Grote modderkruiper

Leeft graag in overstromingslandschap en moerassige gebieden. Zeldzaam.

Meervleermuis

Myotis dasycneme

De meervleermuis is een vleermuis uit de familie van de gladneuzen. Kolonies van meervleermuizen bevinden zich bijna altijd in gebouwen, zoals op kerkzolders, in spouwmuren en onder dakpannen. Kraamkolonies (waar jongen worden grootbebracht) variëren in grootte van enkele tientallen tot enkele honderden dieren. Vanaf een vaste tijd na zonsondergang verlaten de dieren hun verblijf en verspreiden zich vervolgens over het landschap. Hierbij vliegen de dieren vaak via dezelfde vliegroutes en maken hierbij gebruik van (lijnvormige) landschapselementen als kanalen, beken, brede sloten, bomenrijen, houtwallen en dijken. Bij het bereiken van het eerste voedselgebieden beginnen ze met de jacht. De meervleermuis jaagt in een snelle rechtlijnige vlucht vlak boven groot, open water en langs oevers van plassen, meren, kanalen, rivieren en vaarten. Ook worden regelmatig meervleermuizen gezien boven vochtige weilanden en bosranden. Ze jagen vooral op insecten die op het wateroppervlak zitten of daar vlak boven vliegen. De prooien worden dan met de relatief grote achterpoten als het ware van het water geharkt. Boven oevers en langs planten vangen ze insecten, voornamelijk dansmuggen, uit de lucht.

De belangrijkste bedreiging voor de meervleermuis is verstoring of vernietiging van de verblijfplaats door renovatie, isolatie of sloop. Ook is de voedselbeschikbaarheid en de waterkwaliteit soms een beperkende factor. Een kolonie gebruikt tijdens de kraamperiode meerdere huizen als verblijfplaats; afhankelijk van de specifieke situatie zou bij een renovatieproject minimaal één (of meerdere) van deze woningen zo lang mogelijk met rust gelaten moeten worden totdat er alternatieve plaatsen beschikbaar zijn. Daarnaast is het in stand houden van vliegroutes, zoals bomenrijen, van groot belang voor de verbinding tussen verblijfplaatsen en jachtgebieden.

 

Spaanse ruiter

Groeit graag in nat, voedselarm grasland. Zeldzaam.

Zwarte Stern

Leeft graag in overstromingslandschap en moerassige gebieden